Information über das Wort steunen (Niederländisch → Esperanto: ĝemi)

Synonyme: kermen, kreunen, stenen

WortartVerb
Aussprache/stønə(n)/
Trennungsteu·nen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) steun(ik) steunde
(jij) steunt(jij) steunde
(hij) steunt(hij) steunde
(wij) steunen(wij) steunden
(jullie) steunen(jullie) steunden
(gij) steunt(gij) steundet
(zij) steunen(zij) steunden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) steune(dat ik) steunde
(dat jij) steune(dat jij) steunde
(dat hij) steune(dat hij) steunde
(dat wij) steunen(dat wij) steunden
(dat jullie) steunen(dat jullie) steunden
(dat gij) steunet(dat gij) steundet
(dat zij) steunen(dat zij) steunden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
steunsteunt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
steunend, steunende(hebben) gesteund

Gebrauchsbeispiele

Steunend hees Nisbet zich overeind en legde nog wat hout op het vuur.

Übersetzungen

Deutschächzen; jammern; seufzen; stöhnen; wehklagen; wimmern; klagen
Englischgroan
Englisch (Altenglisch)granian
Esperantoĝemi
Färöerischstuna; suffa; vena seg
Finnischhuokailla
Französischgémir
Italienischgemere
Katalanischgemegar
Lateingemere
Portugiesischcarpir; gemir
Rumänischgeme
Saterfriesischjammerje; jauelje; jauerje; jöäselje; kloagje; stänne; suchtje
Schwedischstöna
Spanischgemir
Sranangeme
Westfriesischkroane; stinne