Information über das Wort loeren (Niederländisch → Esperanto: embuski)

Synonyme: in een hinderlaag liggen, op de loer liggen

WortartVerb
Aussprache/ˈluːrə(n)/
Trennungloe·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) loer(ik) loerde
(jij) loert(jij) loerde
(hij) loert(hij) loerde
(wij) loeren(wij) loerden
(jullie) loeren(jullie) loerden
(gij) loert(gij) loerdet
(zij) loeren(zij) loerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) loere(dat ik) loerde
(dat jij) loere(dat jij) loerde
(dat hij) loere(dat hij) loerde
(dat wij) loeren(dat wij) loerden
(dat jullie) loeren(dat jullie) loerden
(dat gij) loeret(dat gij) loerdet
(dat zij) loeren(dat zij) loerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
loerloert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
loerend, loerende(hebben) geloerd

Gebrauchsbeispiele

Ach, overal loeren de kwade krachten en de rechtschapene moet zwijgend en onopvallend zijn weg gaan.
Onheil loert in het huis van Aram Baksh!
Overal zijn donkere hoeken waar iets zou kunnen loeren.
Misschien loerde daarachter wel iets gruwelijks.

Übersetzungen

Deutschim Hinterhalt liegen; lauern; auflauern; auf dem Anstand sein
Englischlurk
Esperantoembuski; ŝtelatendi
Färöerischfjala seg; liggja í slysi; lúra
Portugiesischestar em uma emboscada