Information über das Wort weghollen (Niederländisch → Esperanto: forkuri)

Synonym: wegrennen

WortartVerb
Aussprache/ˈʋɛxɦɔlə(n)/
Trennungweg·hol·len

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) hol weg(ik) holde weg
(jij) holt weg(jij) holde weg
(hij) holt weg(hij) holde weg
(wij) hollen weg(wij) holden weg
(jullie) hollen weg(jullie) holden weg
(gij) holt weg(gij) holdet weg
(zij) hollen weg(zij) holden weg
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) wegholle(dat ik) wegholde
(dat jij) wegholle(dat jij) wegholde
(dat hij) wegholle(dat hij) wegholde
(dat wij) weghollen(dat wij) wegholden
(dat jullie) weghollen(dat jullie) wegholden
(dat gij) weghollet(dat gij) wegholdet
(dat zij) weghollen(dat zij) wegholden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
hol wegholt weg
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
weghollend, weghollende(zijn) weggehold

Gebrauchsbeispiele

Iedereen holde weg om dekking te zoeken, maar voordat dit hun lukte, beten er nog drie in het zand.
Doch hij zag nergens een ongunstig persoon weghollen en ook sloop niemand op verdachte wijze bij de ruïnes rond.

Übersetzungen

Afrikaansweghardloop
Deutschdavonlaufen; fortlaufen; weglaufen; ausreißen; sich aus dem Staube machen; sich aus dem Staub machen; fortrennen
Englischrun off
Esperantoforkuri