Information über das Wort citeren (Niederländisch → Esperanto: citi)

Synonym: aanhalen

WortartVerb
Aussprache/siˈterə(n)/
Trennungci·te·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) citeer(ik) citeerde
(jij) citeert(jij) citeerde
(hij) citeert(hij) citeerde
(wij) citeren(wij) citeerden
(jullie) citeren(jullie) citeerden
(gij) citeert(gij) citeerdet
(zij) citeren(zij) citeerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) citere(dat ik) citeerde
(dat jij) citere(dat jij) citeerde
(dat hij) citere(dat hij) citeerde
(dat wij) citeren(dat wij) citeerden
(dat jullie) citeren(dat jullie) citeerden
(dat gij) citeret(dat gij) citeerdet
(dat zij) citeren(dat zij) citeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
citeerciteert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
citerend, citerende(hebben) geciteerd

Gebrauchsbeispiele

Bij baron Bodissey was „kunst” een synoniem voor apekool—maar misschien citeer ik hem nu verkeerd.
Hij kon citeren uit ieder literair werk van enig belang.

Übersetzungen

Dänischcitere
Deutschanführen; nennen; zitieren; angeben
Englischquote; cite
Esperantociti
Färöerischflyta fram; reksa upp; taka upp eftir ein
Finnischsiteerata
Französischciter; rapporter des propos
Italienischcitare
Katalanischcitar
Portugiesischcitar; mencionar
Saterfriesischanfiere; naame; räppe; sitierje
Schwedischanföra; citera
Spanischcitar; referir
Westfriesischoanhelje; sitearje