Informasie oor die woord borrelen (Nederlands → Esperanto: bobeli)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɔrələ(n)/
Afbrekingbor·re·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(hij) borrelt(hij) borrelde
(zij) borrelen(zij) borrelden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat hij) borrele(dat hij) borrelde
(dat zij) borrelen(dat zij) borrelden
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
borrelend, borrelende(hebben) geborreld

Voorbeelde van gebruik

Hij zweeg en wierp een aarzelende blik over de borrelende modderpoel.

Vertalinge

Duitsprickeln; perlen; sprudeln
Engelsbubble
Esperantobobeli
Latynborrire
Portugeesborbulhar; formar bolhas