Sinonieme: apert, evident, kennelijk, klaarblijkelijk, uitgesproken
Woordsoort | byvoeglike naamwoord |
---|
Uitspraak | /ˈdœy̯dələk/ |
---|
Afbreking | dui·de·lijk |
---|
Trappe van vergelyking
Stellende trap | duidelijk |
---|
Vergrotende trap | duidelijker |
---|
Oortreffende trap | duidelijkst |
---|
Verbuiging
| Stellende trap | Vergrotende trap | Oortreffende trap |
---|
Predikatief | duidelijk | duidelijker | (het) duidelijkst, (het) duidelijkste |
---|
Attributief | Onbepaald | Manlike en vroulike meervoud | duidelijke | duidelijkere | duidelijkste |
---|
Onsydige enkelvoud | duidelijk | duidelijker | duidelijkst |
---|
Meervoud | duidelijke | duidelijkere | duidelijkste |
---|
Bepaald | duidelijke | duidelijkere | duidelijkste |
---|
Partitief | duidelijks | duidelijkers | |
---|
Het is duidelijk dat hij van plan was hem te laten weten waar zijn privépapieren verstopt waren, maar zover kwam hij niet.
Die ene weg is natuurlijk de weg waarop we rijden, dat is duidelijk.
„Adriaan,” zei ik, toen wij de volgende ochtend wakker werden, „het is mij duidelijker dan ooit.”