Informasie oor die woord wezen (Nederlands → Esperanto: esti)

Sinoniem: zijn

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋezə(n)/
Afbrekingwe·zen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) ben(ik) was
(jij) bent(jij) was
(hij) is(hij) was
(wij) zijn(wij) waren
(jullie) zijn(jullie) waren
(gij) zijt(gij) waart
(zij) zijn(zij) waren
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) zij(dat ik) ware
(dat jij) zij(dat jij) ware
(dat hij) zij(dat hij) ware
(dat wij) wezen(dat wij) waren
(dat jullie) wezen(dat jullie) waren
(dat gij) wezet(dat gij) waret
(dat zij) wezen(dat zij) waren
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
weesweest
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
wezend, wezende(zijn) geweest

Voorbeelde van gebruik

Wees blij als je er geen te zien krijgt!
U moet wel een heel gevoelig iemand wezen.
De grond moet humusrijk zijn, weinig kalk bevatten en vooral niet te nat wezen.
Hoe oud waart ge toen?
En hij was de man die dat zou moeten doen.
Zegt u maar wat het wezen mag.

Vertalinge

Afrikaanswees
Albaniesjam
Deensvære
Duitssein; werden
Engelsbe
Engels (Ou Engels)beon; wesan
Esperantoesti
Faroëesvera
Finsolla
Fransêtre
Grieksείναι
Hongaarslenni
Jamaikaanse Patoisa
Jiddisjזײַן
Kabiliesili
Katalaansésser; estar; haver‐hi; ser
Latynesse
Luxemburgssinn
Nederduitsweasen
Noorsvære
Papiamentsta
Poolsbyć
Portugeesachar‐se; estar; existir; ser
Roemeensfi
Russiesбыть
Saterfrieswäide; weze
Skotsbe
Spaansser; estar
Sranana; na; de
Sweedsvara
Thaiคือ; ใช่; เป็น
Tsjeggiesbýt; býti
Turksolmak
Walliesbod
Wes‐Frieswêze
Yslandsvera