Informasie oor die woord bejammeren (Nederlands → Esperanto: bedaŭri)

Sinonieme: betreuren, spijt hebben van, rouwig zijn om

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈjɑmərə(n)/
Afbrekingbe·jam·me·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) bejammer(ik) bejammerde
(jij) bejammert(jij) bejammerde
(hij) bejammert(hij) bejammerde
(wij) bejammeren(wij) bejammerden
(jullie) bejammeren(jullie) bejammerden
(gij) bejammert(gij) bejammerdet
(zij) bejammeren(zij) bejammerden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) bejammere(dat ik) bejammerde
(dat jij) bejammere(dat jij) bejammerde
(dat hij) bejammere(dat hij) bejammerde
(dat wij) bejammeren(dat wij) bejammerden
(dat jullie) bejammeren(dat jullie) bejammerden
(dat gij) bejammeret(dat gij) bejammerdet
(dat zij) bejammeren(dat zij) bejammerden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bejammerbejammert
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
bejammerend, bejammerende(hebben) bejammerd

Vertalinge

Afrikaansbetreur
Deensbeklage; være ked af
Engelsbe sorry about; regret; be sorry
Esperantobedaŭri
Faroëesharma
Finsvalittaa
Fransregretter
Hongaarssajnál
Italiaansrincrescere
Katalaansdoldre; lamentar; recar; saber greu
Noorsangre på
Papiamentsdeplorá; lamentá
Portugeesdeplorar; lamentar; sentir; ter pena
Russiesжалеть
Saterfriesbeduurje
Spaansdeplorar; lamentar
Sweedsångra
Thaiเสียใจ; เสียดาย
Turksacıkmak
Yslandsiðrast