Informasie oor die woord struik (Nederlands → Esperanto: arbusto)

Sinoniem: halfheester

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/strœy̯̯̯̯̯k/
Afbrekingstruik
Geslagmanlik
Meervoudstruiken

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
struikjestruikjes

Voorbeelde van gebruik

Achter de struiken bevinden zich Otwiles vertrekken.
Zelfs al had Baree onder den struik kunnen kijken en Oohoomisew in zijn schuilhoek zien loeren, valt het te betwijfelen of hij wel veel opzij gegaan zou zijn.
Ik hield struiken, bomen en lage heuvels tussen ons.
Hij moet achter die struiken staan.

Vertalinge

Afrikaansstruik
Deensbusk
DuitsStrauch; Busch
Engelsbush
Esperantoarbusto
Faroëeslyngur; smákjarr
Fransarbuste
Grieksθάμνος; χαμόκλαδο
Italiaansarbusto
Nederduitsbüske
Poolskrzak
Portugeesarbusto
Russiesкуст
SaterfriesBroak; Struuk
Spaansarbusto
Sweedsbuske
Thaiพุ่มไม้
Tsjeggieskeř; křoví
Wes‐Friesstrûk