Informasie oor die woord aflopen (Nederlands → Esperanto: sonori)

Sinonieme: beieren, galmen, luiden, schalmen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑflopə(n)/
Afbrekingaf·lo·pen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(hij) loopt af(hij) liep af
(zij) lopen af(zij) liepen af
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat hij) aflope(dat hij) afliepe
(dat zij) aflopen(dat zij) afliepen
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
aflopend, aflopende(zijn) afgelopen

Vertalinge

Duitshallen; klingen; läuten; schallen; tönen
Engelspeal; ring; clang; sound; toll
Esperantosonori
Faroëesgella; glinta; ringja
Finssoida
Franssonner; tinter
Katalaansdringar; sonar
Portugeessoar; vibrar
Saterfriesdunsje; klinge; läide; skalje
Wes‐Friesskilje; liede