Informasie oor die woord bloeden (Nederlands → Esperanto: sangi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbludə(n)/
Afbrekingbloe·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) bloed(ik) bloedde
(jij) bloedt(jij) bloedde
(hij) bloedt(hij) bloedde
(wij) bloeden(wij) bloedden
(jullie) bloeden(jullie) bloedden
(gij) bloedt(gij) bloeddet
(zij) bloeden(zij) bloedden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) bloede(dat ik) bloedde
(dat jij) bloede(dat jij) bloedde
(dat hij) bloede(dat hij) bloedde
(dat wij) bloeden(dat wij) bloedden
(dat jullie) bloeden(dat jullie) bloedden
(dat gij) bloedet(dat gij) bloeddet
(dat zij) bloeden(dat zij) bloedden
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
bloedend, bloedende(hebben) gebloed

Voorbeelde van gebruik

Zijn hoofd was weer gaan bloeden.
Vol schrammen en bloedende wonden lag ik hijgend op de grond van de holle stam, terwijl Tark Tarkas de opening verdedigde tegen de woedende aanvallers aan de buitenkant die probeerden binnen te komen.
De wond in zijn zijde bloedde hevig.
Ze hebben niet zo zwaar gebloed als kon worden verwacht.

Vertalinge

Afrikaansbloei
Duitsbluten
Engelsbleed
Engels (Ou Engels)bledan
Esperantosangi
Faroëesbløða
Italiaanssanguinare
Papiamentssangra
Portugeessangrar
Saterfriesbläide
Spaansdesangarse; echar sangre
Sweedsblöda
Wes‐Friesbliede