Informasie oor die woord uitschrijven (Nederlands → Esperanto: okazigi)

Sinonieme: beleggen, houden, teweegbrengen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tsxrɛi̯və(n)/
Afbrekinguit·schrij·ven

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) schrijf uit(ik) schreef uit
(jij) schrijft uit(jij) schreef uit
(hij) schrijft uit(hij) schreef uit
(wij) schrijven uit(wij) schreven uit
(jullie) schrijven uit(jullie) schreven uit
(gij) schrijft uit(gij) schreeft uit
(zij) schrijven uit(zij) schreven uit
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) uitschrijve(dat ik) uitschreve
(dat jij) uitschrijve(dat jij) uitschreve
(dat hij) uitschrijve(dat hij) uitschreve
(dat wij) uitschrijven(dat wij) uitschreven
(dat jullie) uitschrijven(dat jullie) uitschreven
(dat gij) uitschrijvet(dat gij) uitschrevet
(dat zij) uitschrijven(dat zij) uitschreven
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schrijf uitschrijft uit
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
uitschrijvend, uitschrijvende(hebben) uitgeschreven

Vertalinge

Duitshervorrufen
Engelscause; cause to take place; hold; organize; provoke; stage
Esperantookazigi
Finsaiheuttaa
Franscauser; procurer; situer
Portugeescausar; ocasionar; provocar
Saterfriesferuurseekje
Spaansdar lugar a; ocasionar
Tsjeggiesvyvolat; způsobit
Wes‐Frieshâlde