Informasie oor die woord beleggen (Nederlands → Esperanto: okazigi)

Sinonieme: houden, teweegbrengen, uitschrijven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈlɛɡə(n)/
Afbrekingbe·leg·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) beleg(ik) belegde
(jij) belegt(jij) belegde
(hij) belegt(hij) belegde
(wij) beleggen(wij) belegden
(jullie) beleggen(jullie) belegden
(gij) belegt(gij) belegdet
(zij) beleggen(zij) belegden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) belegge(dat ik) belegde
(dat jij) belegge(dat jij) belegde
(dat hij) belegge(dat hij) belegde
(dat wij) beleggen(dat wij) belegden
(dat jullie) beleggen(dat jullie) belegden
(dat gij) belegget(dat gij) belegdet
(dat zij) beleggen(dat zij) belegden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
belegbelegt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
beleggend, beleggende(hebben) belegd

Voorbeelde van gebruik

Twango belegde een werkbespreking in de eetzaal.
De reden waarom ik trouwens hierheen ben gekomen, is dat Ziggy een persconferentie heeft belegd waarop hij zijn mening over Pauls zelfmoord openbaar zal maken.

Vertalinge

Duitshervorrufen
Engelscause; cause to take place; hold; organize; provoke; stage
Esperantookazigi
Finsaiheuttaa
Franscauser; procurer; situer
Portugeescausar; ocasionar; provocar
Saterfriesferuurseekje
Spaansdar lugar a; ocasionar
Tsjeggiesvyvolat; způsobit
Wes‐Frieshâlde