Informasie oor die woord geuren (Nederlands → Esperanto: odori)

Sinonieme: rieken, ruiken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣørə(n)/
Afbrekinggeu·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) geur(ik) geurde
(jij) geurt(jij) geurde
(hij) geurt(hij) geurde
(wij) geuren(wij) geurden
(jullie) geuren(jullie) geurden
(gij) geurt(gij) geurdet
(zij) geuren(zij) geurden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) geure(dat ik) geurde
(dat jij) geure(dat jij) geurde
(dat hij) geure(dat hij) geurde
(dat wij) geuren(dat wij) geurden
(dat jullie) geuren(dat jullie) geurden
(dat gij) geuret(dat gij) geurdet
(dat zij) geuren(dat zij) geurden
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
geurend, geurende(hebben) gegeurd

Voorbeelde van gebruik

Het vocht geurde onaangenaam onder zijn gevoelige neus en de maan weerkaatste geheimzinnig in de poelen en plassen.

Vertalinge

Deenslugte
Duitsduften; riechen
Engelssmell
Esperantoodori
Faroëesanga; rúka
Fransembaumer; exhaler un odeur; sentir
Italiaanssentire
Katalaansfer flaire; fer olor
Papiamentshole; ole
Portugeescheirar; exalar cheiro
Saterfriesduftje; ruuke
Spaansdespedir olor; oler
Sranansmeri
Sweedsdofta
Tsjeggiescítit; páchnout; vonět; zapáchat