Informasie oor die woord uitwijzen (Nederlands → Esperanto: montri)

Sinonieme: laten zien, óverleggen, tentoonspreiden, tonen, vertonen, wijzen naar

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tʋɛi̯zə(n)/
Afbrekinguit·wij·zen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) wijs uit(ik) wees uit
(jij) wijst uit(jij) wees uit
(hij) wijst uit(hij) wees uit
(wij) wijzen uit(wij) wezen uit
(jullie) wijzen uit(jullie) wezen uit
(gij) wijst uit(gij) weest uit
(zij) wijzen uit(zij) wezen uit
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) uitwijze(dat ik) uitweze
(dat jij) uitwijze(dat jij) uitweze
(dat hij) uitwijze(dat hij) uitweze
(dat wij) uitwijzen(dat wij) uitwezen
(dat jullie) uitwijzen(dat jullie) uitwezen
(dat gij) uitwijzet(dat gij) uitwezet
(dat zij) uitwijzen(dat zij) uitwezen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wijs uitwijst uit
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
uitwijzend, uitwijzende(hebben) uitgewezen

Voorbeelde van gebruik

De Britse politie heeft bekendgemaakt dat de autopsie dit heeft uitgewezen, meldde de BBC maandagavond.

Vertalinge

Afrikaanswys
Deensvise
Duitsangeben; weisen; anweisen; hinweisen; zeigen; lassen sehen
Engelsshow
Engels (Ou Engels)iewan; ætiewan
Esperantomontri
Faroëessýna; vísa
Finsnäyttää
Fransdésigner; indiquer; montrer; exhiber
Italiaansmostrare
Jamaikaanse Patoisshuo
Katalaansassenyalar; ensenyar; indicar; mostrar
Latynmonstrare
Nederduitswysen
Papiamentsmunstra; mustra
Poolspokazać
Portugeesapontar; assinalar; mostrar
Saterfriesanreeke; anwiese; waiwiese; wiese
Skots-Gaeliesfeuch
Spaansenseñar; indicar; mostrar; señalar
Sranansori
Swahili‐toa
Sweedsuppvisa
Thaiชี้; ชี้ให้เห็น
Wes‐Friesoantsjutte; oanwize