Informasie oor die woord afgaan (Nederlands → Esperanto: malŝargiĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfxan/
Afbrekingaf·gaan

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(hij) gaat af(hij) ging af
(zij) gaan af(zij) gingen af
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat hij) afga(dat hij) afginge
(dat zij) afgaan(dat zij) afgingen
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
afgaand, afgaande(zijn) afgegaan

Voorbeelde van gebruik

Hij voelde de kracht van den kogel nog vóór hij het geweer hoorde afgaan.

Vertalinge

Afrikaansafgaan
Engelsgo off
Esperantomalŝargiĝi
Italiaanssparare