Informasie oor die woord uitwassen (Nederlands → Esperanto: lavi)

Sinonieme: de was doen, ómspoelen, wassen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tʋɑsə(n)/
Afbrekinguit·was·sen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) was uit(ik) waste uit
(jij) wast uit(jij) waste uit
(hij) wast uit(hij) waste uit
(wij) wassen uit(wij) wasten uit
(jullie) wassen uit(jullie) wasten uit
(gij) wast uit(gij) wastet uit
(zij) wassen uit(zij) wasten uit
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) uitwasse(dat ik) uitwaste
(dat jij) uitwasse(dat jij) uitwaste
(dat hij) uitwasse(dat hij) uitwaste
(dat wij) uitwassen(dat wij) uitwasten
(dat jullie) uitwassen(dat jullie) uitwasten
(dat gij) uitwasset(dat gij) uitwastet
(dat zij) uitwassen(dat zij) uitwasten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
was uitwast uit
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
uitwassend, uitwassende(hebben) uitgewassen

Voorbeelde van gebruik

Was de rubber onder de kraan uit.

Vertalinge

Afrikaanswas
Albanieslaj
Deensvaske
Duitsspülen; waschen
Engelswash
Engels (Ou Engels)wascan
Esperantolavi
Faroëesvaska
Finspestä; wash
Franslaver
Hawaiïesholoi
Hongaarsmos
Italiaanslavare
Jiddisjװאַשן
Katalaansnetejar; rentar
Latynluere; lavare
Luxemburgswäschen
Maleiscuci; mencuci
Noorsvaske
Papiamentslaba
Poolsmyć
Portugeeslavar
Russiesмыть; умывать
Saterfriesspäile; waaske
Skotswash
Skots-Gaeliesnigh
Spaanslavar
Srananwasi
Sweedstvätta
Tsjeggiesmýt; omývat; prát; umýt; umývat; vyprat
Walliesgolchi
Wes‐Frieswaskje