Informasie oor die woord arbeiden (Nederlands → Esperanto: labori)

Sinoniem: werken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑrbɛi̯də(n)/
Afbrekingar·bei·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) arbeid(ik) arbeidde
(jij) arbeidt(jij) arbeidde
(hij) arbeidt(hij) arbeidde
(wij) arbeiden(wij) arbeidden
(jullie) arbeiden(jullie) arbeidden
(gij) arbeidt(gij) arbeiddet
(zij) arbeiden(zij) arbeidden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) arbeide(dat ik) arbeidde
(dat jij) arbeide(dat jij) arbeidde
(dat hij) arbeide(dat hij) arbeidde
(dat wij) arbeiden(dat wij) arbeidden
(dat jullie) arbeiden(dat jullie) arbeidden
(dat gij) arbeidet(dat gij) arbeiddet
(dat zij) arbeiden(dat zij) arbeidden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
arbeidarbeidt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
arbeidend, arbeidende(hebben) gearbeid

Voorbeelde van gebruik

Erg snel heb je niet gearbeid.
Hoe kan men zo wetenschappelijk arbeiden, vraag ik u?

Vertalinge

Afrikaansarbei; werk
Deensarbejde
Duitsarbeiten
Engelswork; labour
Esperantolabori
Faroëesarbeiða
Finstyöskennellä
Franstravailler
Hawaiïeshana
Italiaanslavorare
Jiddisjאַרבעטנ
Katalaanslaborar; treballar
Luxemburgsschaffen
Maleiskerja; bekerja
Nederduitswarken
Papiamentstraha
Poolspracować
Portugeeslidar; trabalhar
Russiesработать
Saterfriesoarbaidje
Skotswirk
Skots-Gaeliesoibrich
Spaanstrabajar
Srananwroko
Swahili‐fanya kazi
Sweedsarbeta; verka
Thaiทำงาน
Tsjeggiesdělat; pracovat
Turksçalişmak
Walliesgweithio
Wes‐Friesarbeidzje; wurkje
Yslandsverka; vinna