Informasie oor die woord vlijen (Nederlands → Esperanto: kuŝigi)

Sinonieme: leggen, nederleggen, neerleggen, deponeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈvlɛi̯jə(n)/
Afbrekingvlij·en

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) vlij(ik) vlijde
(jij) vlijt(jij) vlijde
(hij) vlijt(hij) vlijde
(wij) vlijen(wij) vlijden
(jullie) vlijen(jullie) vlijden
(gij) vlijt(gij) vlijdet
(zij) vlijen(zij) vlijden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) vlije(dat ik) vlijde
(dat jij) vlije(dat jij) vlijde
(dat hij) vlije(dat hij) vlijde
(dat wij) vlijen(dat wij) vlijden
(dat jullie) vlijen(dat jullie) vlijden
(dat gij) vlijet(dat gij) vlijdet
(dat zij) vlijen(dat zij) vlijden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vlijvlijt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
vlijend, vlijende(hebben) gevlijd

Voorbeelde van gebruik

Hij vlijde zijn arm om haar middel terwijl hij zijn hoofd op haar schouder legde.

Vertalinge

Deenslægge
Duitslegen; hinlegen; niederlegen
Engelslay; put down
Esperantokuŝigi
Faroëesleggja
Franscoucher
Noorslegge
Portugeesdeitar; estender
Roemeensașeza
Russiesкласть; положить
Saterfrieslääse
Spaanscolocar; poner
Sweedslägga
Tsjeggiesklást; pokládat; položit; uložit
Wes‐Frieslizze; dellizze
Yslandsleggja