Informasie oor die woord plegen (Nederlands → Esperanto: kutimi)

Sinonieme: gewend zijn, gewoon zijn

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈpleɣə(n)/
Afbrekingple·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) pleeg(ik) placht
(jij) pleegt(jij) placht
(hij) pleegt(hij) placht
(wij) plegen(wij) plachten
(jullie) plegen(jullie) plachten
(gij) pleegt(gij) placht
(zij) plegen(zij) plachten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) plege(dat ik) plachte
(dat jij) plege(dat jij) plachte
(dat hij) plege(dat hij) plachte
(dat wij) plegen(dat wij) plachten
(dat jullie) plegen(dat jullie) plachten
(dat gij) pleget(dat gij) plachtet
(dat zij) plegen(dat zij) plachten
Teenwoordige deelwoord
plegend, plegende

Voorbeelde van gebruik

Ach, als ik denk aan de voedzame spijzen die Joost mij placht voor te zetten…
En de leraar die mij altijd placht te dreigen: „Jongen, jij komt nog op het verkeerde pad!”, kan tevreden zijn en hoeft niets meer te krijgen.

Vertalinge

Afrikaansgewoond wees
Duitsgewohnt sein zu; pflegen
Engelsbe in the habit of; be accustomed; do regularly
Esperantokutimi
Faroëesplaga; vera vanur
Fransavoir coutume; avoir l’habitude de; être habitué à
Italiaanssolere
Katalaansacostumar
Papiamentskostumbrá
Poolsbyć w zwyczaju; mieć zwyczaj
Portugeescostumar; estar habitado a; ter o costume de
Saterfriessik woane; woane
Spaansacostumbrar; soler
Thaiเคย; ทำจนเคย
Turksalışmak