Informasie oor die woord dokter (Nederlands → Esperanto: kuracisto)

Sinonieme: arts, geneesheer

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/ˈdɔktər/
Afbrekingdok·ter
Geslagmanlik
Meervouddokters, doktoren /dɔkˈtorə(n)/

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
doktertjedoktertjes

Voorbeelde van gebruik

Hoe is mijn bloeddruk, dokter?
Dat kun je beter aan de dokter vragen.
Wij zullen doktor Cartwright te pakken zien te krijgen, en hem meteen meenemen.
Ik wilde dat ik die dokter kon geloven.
U moet de medicijnen gebruiken zo lang als de dokter heeft gezegd.
Maar doktoren komen weleens vaker voor zulke verrassingen te staan.
Ik wilde daarom wachten tot de volgende avond tien uur, als de dokters er weer zouden zijn.

Vertalinge

Afrikaansdokter; geneesheer
Albaniesmjek
Deenslæge
DuitsArzt; Doktor
Engelsdoctor; physician
Engels (Ou Engels)læce
Esperantokuracisto
Faroëeslækni
Finslääkäri
Fransdocteur; docteur médecin; médecin
Grieksγιατρός
Hongaarsorvos
Italiaansdottore; medico
Katalaansdoctor; metge
Latynclinicus; medicus
Maleistabib
Noorslæge; dokter
Papiamentsdòkter; dòkto
Poolslekarz
Portugeesfacultativo; médico
Roemeensdoctor; medic
Russiesврач; доктор
SaterfriesDokter
Spaansdoctor; médico
Sranandatra
Swahilidaktari
Sweedsdoktor; läkare
Thaiแพทย์; หมอ
Tsjeggieslékař
Wes‐Friesdokter; arts
Yslandslæknir