Informasie oor die woord gieren (Nederlands → Esperanto: krii)

Sinonieme: joelen, schreeuwen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣiːrə(n)/
Afbrekinggie·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) gier(ik) gierde
(jij) giert(jij) gierde
(hij) giert(hij) gierde
(wij) gieren(wij) gierden
(jullie) gieren(jullie) gierden
(gij) giert(gij) gierdet
(zij) gieren(zij) gierden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) giere(dat ik) gierde
(dat jij) giere(dat jij) gierde
(dat hij) giere(dat hij) gierde
(dat wij) gieren(dat wij) gierden
(dat jullie) gieren(dat jullie) gierden
(dat gij) gieret(dat gij) gierdet
(dat zij) gieren(dat zij) gierden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
giergiert
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
gierend, gierende(hebben) gegierd

Voorbeelde van gebruik

Banden gierden en remmen knarsten.

Vertalinge

Afrikaansskreeu
Deensskrige
Duitsschreien; rufen
Engelsscream
Esperantokrii
Faroëesskríggja
Finshuutaa
Franscrier
Italiaansgridare
Jamaikaanse Patoisshout
Katalaanscridar
Latynboare
Noorsskrike
Papiamentsgrita
Portugeesberrar; bradar; gritar
Saterfriesbroaskje; galpje; gilpe; gülpe; kriete; skräiwe; skreeuwe
Spaansgritar
Srananbari
Sweedshojta; skria; skrika; skråla
Thaiร้อง
Tsjeggieskřičet; řvát; volat; vřískat
Turksbağırmak
Wes‐Friesskreauwe; roppe