Informasie oor die woord geloven (Nederlands → Esperanto: kredi)

Sinonieme: geloof hechten aan, geloof slaan aan, menen, geloof schenken aan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɣəˈlovə(n)/
Afbrekingge·lo·ven

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) geloof(ik) geloofde
(jij) gelooft(jij) geloofde
(hij) gelooft(hij) geloofde
(wij) geloven(wij) geloofden
(jullie) geloven(jullie) geloofden
(gij) gelooft(gij) geloofdet
(zij) geloven(zij) geloofden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) gelove(dat ik) geloofde
(dat jij) gelove(dat jij) geloofde
(dat hij) gelove(dat hij) geloofde
(dat wij) geloven(dat wij) geloofden
(dat jullie) geloven(dat jullie) geloofden
(dat gij) gelovet(dat gij) geloofdet
(dat zij) geloven(dat zij) geloofden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
geloofgelooft
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
gelovend, gelovende(hebben) geloofd

Voorbeelde van gebruik

Geloof je dat je een bewoner van een andere wereld bent?

Vertalinge

Afrikaansglo
Albaniesbesue
Deenstro
Duitsglauben; halten für
Engelsbelieve
Engels (Ou Engels)beliefan; geliefan; gelyfan
Esperantokredi
Faroëeshalda; trúgva
Finsuskoa
Franscroire
Italiaanscredere
Jamaikaanse Patoisbiliiv
Katalaanscreure
Latyncredere
Nederduitsmeynen; gelöyven; löyven
Noorstro
Papiamentskere
Poolswierzyć
Portugeesacreditar; crer
Roemeenscrede
Saterfriesleeuwe; meene
Skots-Gaeliescreid
Spaanscreer
Srananbribi
Sweedstro
Thaiเชื่อ; เชื่อถือ
Tsjeggiesdomnívat se; myslet; myslit; věřit
Turksinanmak
Wes‐Friesleauwe
Yslandstrúa