Informasie oor die woord concentreren (Nederlands → Esperanto: koncentri)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/kɔnsɛnˈtreːrə(n)/
Afbrekingcon·cen·tre·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) concentreer(ik) concentreerde
(jij) concentreert(jij) concentreerde
(hij) concentreert(hij) concentreerde
(wij) concentreren(wij) concentreerden
(jullie) concentreren(jullie) concentreerden
(gij) concentreert(gij) concentreerdet
(zij) concentreren(zij) concentreerden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) concentrere(dat ik) concentreerde
(dat jij) concentrere(dat jij) concentreerde
(dat hij) concentrere(dat hij) concentreerde
(dat wij) concentreren(dat wij) concentreerden
(dat jullie) concentreren(dat jullie) concentreerden
(dat gij) concentreret(dat gij) concentreerdet
(dat zij) concentreren(dat zij) concentreerden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
concentreerconcentreert
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
concentrerend, concentrerende(hebben) geconcentreerd

Voorbeelde van gebruik

Tot dusver waren al zijn gedachten en heel zijn energie geconcentreerd geweest op de tocht naar de Berg en het vinden van de ingang.

Vertalinge

Afrikaanssaamtrek
Deenskoncentrere
Duitskonzentrieren; eindicken; eindampfen; zusammenfassen
Engelsconcentrate
Esperantokoncentri
Katalaansconcentrar
Papiamentskonsentrá
Spaansconcentrar; reunir