Informasie oor die woord zuster (Nederlands → Esperanto: fratino)

Sinoniem: zus

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/ˈzɵstər/
Afbrekingzus·ter
Geslagvroulik
Meervoudzusters

Voorbeelde van gebruik

Hoe komt het dat je niet in bed ligt zoals je zuster Edwe?
Zijn zuster Karin kwam uit de schuur, keek naar de hemel en neuriede.
Angela besefte ook niet, geloof ik, dat haar zuster ongelukkig was.
De eersten die hij daar opmerkte, waren twee jonge dames, zusters blijkbaar, die beschaamd, met verbolgen gezichten, op pijnlijke voeten de deur uit strompelden.

Vertalinge

Afrikaanssuster
Albaniesmotër
Deenssøster
DuitsSchwester
Engelssister
Engels (Ou Engels)sweostor; swestor
Esperantofratino
Faroëessystir
Franssœur
Grieksαδελφή; αδέλφή
Hongaarslánytestvér
Italiaanssorella
Jamaikaanse Patoissista
Jiddisjשװעסטער
Katalaansgermana
Latynsoror
LuxemburgsSchwëster; Sëschter
Nederduitssüster
Noorssøster
Papiamentsruman mohé; ruman muhé
Poolssiostra
Portugeesirmã
Roemeenssoră
Russiesсестра
SaterfriesSuster
Skots-Gaeliespiuthar
Spaanshermana
Sranansisa
Swahilidada
Sweedssyster
Tsjeggiessestra
Turkskız kardeş
Wallieschwaer
Wes‐Friessuster; sus
Yslandssystir