Informasie oor die woord opvallen (Nederlands → Esperanto: frapi la okulojn)

Sinoniem: frapperen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpfɑlə(n)/
Afbrekingop·val·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) opval(ik) opviel
(jij) opvalt(jij) opviel
(hij) opvalt(hij) opviel
(wij) opvallen(wij) opvielen
(jullie) opvallen(jullie) opvielen
(gij) opvalt(gij) opvielt
(zij) opvallen(zij) opvielen
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) opvalle(dat ik) opviele
(dat jij) opvalle(dat jij) opviele
(dat hij) opvalle(dat hij) opviele
(dat wij) opvallen(dat wij) opvielen
(dat jullie) opvallen(dat jullie) opvielen
(dat gij) opvallet(dat gij) opvielet
(dat zij) opvallen(dat zij) opvielen
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
opvallend, opvallende(zijn) opgevallen

Voorbeelde van gebruik

Dan zou het helemaal niet opvallen.
De zonnebloem valt op door een zeer snelle groei en prachtige gele bloemen met een donker hart.
Eén ding viel haar direct op.
George werd naar een jezuïetenschool in Dijon gezonden waar hij als leerling niet opviel, hoewel hij zich zeer aangetrokken voelde tot de wiskunde.

Vertalinge

Duitsauffallen
Engelsstrike
Esperantofrapi la okulojn
Luxemburgsopfalen
Wes‐Friesopfalle