Informasie oor die woord wegleggen (Nederlands → Esperanto: formeti)

Sinonieme: bewaren, opbergen, wegzetten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɛxlɛɣə(n)/
Afbrekingweg·leg·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) leg weg(ik) legde weg
(jij) legt weg(jij) legde weg
(hij) legt weg(hij) legde weg
(wij) leggen weg(wij) legden weg
(jullie) leggen weg(jullie) legden weg
(gij) legt weg(gij) legdet weg
(zij) leggen weg(zij) legden weg
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) weglegge(dat ik) weglegde
(dat jij) weglegge(dat jij) weglegde
(dat hij) weglegge(dat hij) weglegde
(dat wij) wegleggen(dat wij) weglegden
(dat jullie) wegleggen(dat jullie) weglegden
(dat gij) weglegget(dat gij) weglegdet
(dat zij) wegleggen(dat zij) weglegden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
leg weglegt weg
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
wegleggend, wegleggende(hebben) weggelegd

Voorbeelde van gebruik

Ik heb het boek dus weggelegd en heb mijn eigen coupé weer opgezocht.

Vertalinge

Duitsbergen; suspendieren; zurücklegen; aufbewahren
Engelsput away
Esperantoformeti
Faroëesbeina burtur
Fransenlever; ôter
Saterfriesapbierge; bewoarje; bierge
Wes‐Friesbergje