Informasie oor die woord zitten (Nederlands → Esperanto: esti)

Sinonieme: wezen, zijn

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈzɪtə(n)/
Afbrekingzit·ten

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) zit(ik) zat
(jij) zit(jij) zat
(hij) zit(hij) zat
(wij) zitten(wij) zaten
(jullie) zitten(jullie) zaten
(gij) zit(gij) zat
(zij) zitten(zij) zaten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) zitte(dat ik) zate
(dat jij) zitte(dat jij) zate
(dat hij) zitte(dat hij) zate
(dat wij) zitten(dat wij) zaten
(dat jullie) zitten(dat jullie) zaten
(dat gij) zittet(dat gij) zatet
(dat zij) zitten(dat zij) zaten
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
zittend, zittende(hebben) gezeten

Voorbeelde van gebruik

Zit er brandstof in de tank?
De coniine die in de fles zat, moet er dan in gedaan zijn voordat zij de fles naar de tuin bracht.
In mijn broekzak zaten nog enige losse lucifers.
Nelis hielp hem en ten slotte kwam de kist bloot waar het goud in moest zitten.

Vertalinge

Afrikaanswees
Duitssein
Engelsbe
Esperantoesti
Fransêtre
Grieksείναι
Jamaikaanse Patoisde; a
Jiddisjזײַן
Luxemburgssinn
Nederduitsweasen
Papiamentsta
Saterfriesweze
Spaansestar
Sranande
Sweedsvara
Thaiอยู่
Walliesbod
Wes‐Frieswêze