Informasie oor die woord leiden (Nederlands → Esperanto: estri)

Sinonieme: aanvoeren, besturen, regeren, runnen, aan het hoofd staan van

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlɛi̯də(n)/
Afbrekinglei·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) leid(ik) leidde
(jij) leidt(jij) leidde
(hij) leidt(hij) leidde
(wij) leiden(wij) leidden
(jullie) leiden(jullie) leidden
(gij) leidt(gij) leiddet
(zij) leiden(zij) leidden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) leide(dat ik) leidde
(dat jij) leide(dat jij) leidde
(dat hij) leide(dat hij) leidde
(dat wij) leiden(dat wij) leidden
(dat jullie) leiden(dat jullie) leidden
(dat gij) leidet(dat gij) leiddet
(dat zij) leiden(dat zij) leidden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
leidleidt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
leidend, leidende(hebben) geleid

Voorbeelde van gebruik

Maar ik weet toch niet of ik een bank zou kunnen leiden!
Mugabe leidde Zimbabwe met harde hand.

Vertalinge

Afrikaansbestuur
Deenslede
Duitsleiten; führen; anführen; befehligen
Engelsgovern
Esperantoestri
Nederduitsbestüren; regeren
Portugeesadministrar; dirigir
Spaanscapitanear; subyugar
Srananprey basi; prey edeman