Informasie oor die woord winnen (Nederlands → Esperanto: gajni)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋinə(n)/
Afbrekingwin·nen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) win(ik) won
(jij) wint(jij) won
(hij) wint(hij) won
(wij) winnen(wij) wonnen
(jullie) winnen(jullie) wonnen
(gij) wint(gij) wondt
(zij) winnen(zij) wonnen
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) winne(dat ik) wonne
(dat jij) winne(dat jij) wonne
(dat hij) winne(dat hij) wonne
(dat wij) winnen(dat wij) wonnen
(dat jullie) winnen(dat jullie) wonnen
(dat gij) winnet(dat gij) wonnet
(dat zij) winnen(dat zij) wonnen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
winwint
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
winnend, winnende(hebben) gewonnen

Voorbeelde van gebruik

Hij kon er niets mee winnen door een poging te doen de man te redden, die al zo goed als dood was.

Vertalinge

Afrikaanswen
Esperantogajni
Nederduitswinnen