Informasie oor die woord slagen (Nederlands → Esperanto: sukcesi)

Sinonieme: gaan, lukken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈslaɣə(n)/
Afbrekingsla·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) slaag(ik) slaagde
(jij) slaagt(jij) slaagde
(hij) slaagt(hij) slaagde
(wij) slagen(wij) slaagden
(jullie) slagen(jullie) slaagden
(gij) slaagt(gij) slaagdet
(zij) slagen(zij) slaagden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) slage(dat ik) slaagde
(dat jij) slage(dat jij) slaagde
(dat hij) slage(dat hij) slaagde
(dat wij) slagen(dat wij) slaagden
(dat jullie) slagen(dat jullie) slaagden
(dat gij) slaget(dat gij) slaagdet
(dat zij) slagen(dat zij) slaagden
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
slagend, slagende(zijn) geslaagd

Voorbeelde van gebruik

Of onze list zou slagen, moesten wij afwachten.

Vertalinge

Afrikaansslaag
Duitsgehen
Engelssucceed
Esperantosukcesi
Wes‐Friesslagje