Informasie oor die woord uitvissen (Nederlands → Esperanto: esplori)

Sinonieme: uitzoeken, nagaan, onderzoeken, natrekken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯̯̯̯tfɪsə(n)/
Afbrekinguit·vis·sen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) vis uit(ik) viste uit
(jij) vist uit(jij) viste uit
(hij) vist uit(hij) viste uit
(wij) vissen uit(wij) visten uit
(jullie) vissen uit(jullie) visten uit
(gij) vist uit(gij) vistet uit
(zij) vissen uit(zij) visten uit
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) uitvisse(dat ik) uitviste
(dat jij) uitvisse(dat jij) uitviste
(dat hij) uitvisse(dat hij) uitviste
(dat wij) uitvissen(dat wij) uitvisten
(dat jullie) uitvissen(dat jullie) uitvisten
(dat gij) uitvisset(dat gij) uitvistet
(dat zij) uitvissen(dat zij) uitvisten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vis uitvist uit
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
uitvissend, uitvissende(hebben) uitgevist

Voorbeelde van gebruik

Herrgott had al uitgevist dat ze geen sleutel van haar werk had.
Moest hij hem volgen, uitvissen waar hij woonde en dan op de een of andere manier Jozef naar hem toe leiden?

Vertalinge

Afrikaansondersóék
Esperantoesplori
Nederduitsundersöken