Informasie oor die woord exploderen (Nederlands → Esperanto: eksplodi)

Sinonieme: in de lucht vliegen, ontploffen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɛksploˈdeːrə(n)/
Afbrekingex·plo·de·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) explodeer(ik) explodeerde
(jij) explodeert(jij) explodeerde
(hij) explodeert(hij) explodeerde
(wij) exploderen(wij) explodeerden
(jullie) exploderen(jullie) explodeerden
(gij) explodeert(gij) explodeerdet
(zij) exploderen(zij) explodeerden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) explodere(dat ik) explodeerde
(dat jij) explodere(dat jij) explodeerde
(dat hij) explodere(dat hij) explodeerde
(dat wij) exploderen(dat wij) explodeerden
(dat jullie) exploderen(dat jullie) explodeerden
(dat gij) exploderet(dat gij) explodeerdet
(dat zij) exploderen(dat zij) explodeerden
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
exploderend, exploderende(zijn) geëxplodeerd

Vertalinge

Afrikaansontplof
Deenseksplodere
Duitsexplodieren; platzen; in die Luft fliegen; in die Luft gehen; zerplatzen
Engelsexplode
Esperantoeksplodi
Faroëesbresta
Finsräjähtää
Fransexploser
Katalaansexplotar
Poolswybuchnąć
Portugeesestalar; explodir; fazer explosão; prorromper
Roemeensexploda
Russiesвзрываться
Saterfriesexplodierje; platsje
Sweedsexplodera
Wes‐Friesûntploffe