Informasie oor die woord ontslaan (Nederlands → Esperanto: eksigi)

Sinonieme: de laan uitsturen, ontzetten, royeren, de bons geven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔntˈslan/
Afbrekingont·slaan

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) ontsla(ik) ontsloeg
(jij) ontslaat(jij) ontsloeg
(hij) ontslaat(hij) ontsloeg
(wij) ontslaan(wij) ontsloegen
(jullie) ontslaan(jullie) ontsloegen
(gij) ontslaat(gij) ontsloegt
(zij) ontslaan(zij) ontsloegen
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) ontsla(dat ik) ontsloege
(dat jij) ontsla(dat jij) ontsloege
(dat hij) ontsla(dat hij) ontsloege
(dat wij) ontslaan(dat wij) ontsloegen
(dat jullie) ontslaan(dat jullie) ontsloegen
(dat gij) ontslaat(dat gij) ontsloeget
(dat zij) ontslaan(dat zij) ontsloegen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontslaontslaat
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
ontslaand, ontslaande(hebben) ontslagen

Voorbeelde van gebruik

„Ah, juist”, zei Zoch Zababel, die zich was komen melden omdat hij die morgen uit het ziekenhuis ontslagen was.

Vertalinge

Afrikaansontslaan; afdank
Deensafskedige
Duitsabdanken; entlassen; verabschieden; aus dem Dienst entfernen; exen
Engelsdischarge; dismiss; fire; sack; remove
Esperantoeksigi
Faroëeskoyra frá
Franslicencier; renvoyer; suspendre
Portugeesdemitir; destituir; exonerar
Saterfriesäntläite; ferouscheedje; ferouskeedje; outonkje
Spaansdestituir