Informasie oor die woord uitknippen (Nederlands → Esperanto: malŝalti)

Sinonieme: afzetten, uitschakelen, uitzetten, uitdoen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tknɪpə(n)/
Afbrekinguit·knip·pen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) knip uit(ik) knipte uit
(jij) knipt uit(jij) knipte uit
(hij) knipt uit(hij) knipte uit
(wij) knippen uit(wij) knipten uit
(jullie) knippen uit(jullie) knipten uit
(gij) knipt uit(gij) kniptet uit
(zij) knippen uit(zij) knipten uit
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) uitknippe(dat ik) uitknipte
(dat jij) uitknippe(dat jij) uitknipte
(dat hij) uitknippe(dat hij) uitknipte
(dat wij) uitknippen(dat wij) uitknipten
(dat jullie) uitknippen(dat jullie) uitknipten
(dat gij) uitknippet(dat gij) uitkniptet
(dat zij) uitknippen(dat zij) uitknipten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
knip uitknipt uit
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
uitknippend, uitknippende(hebben) uitgeknipt

Voorbeelde van gebruik

Juist toen hij op het punt stond zijn lantaren uit te knippen om zich daarna door de nauwe opening heen te persen, zag hij de steen bewegen.
Hij kleedde zich uit, stapte in bed, las nog een half uurtje en knipte toen het licht uit.

Vertalinge

Afrikaansafskakel
Deensafbryde
Duitsabstellen; ausschalten; abschalten
Engelsswitch off
Esperantomalŝalti; elŝalti
Portugeesdesligar