Informasie oor die woord violeren (Nederlands → Esperanto: malobservi)

Sinonieme: overtreden, schenden, veronachtzamen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vijoˈlerə(n)/
Afbrekingvi·o·le·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) violeer(ik) violeerde
(jij) violeert(jij) violeerde
(hij) violeert(hij) violeerde
(wij) violeren(wij) violeerden
(jullie) violeren(jullie) violeerden
(gij) violeert(gij) violeerdet
(zij) violeren(zij) violeerden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) violere(dat ik) violeerde
(dat jij) violere(dat jij) violeerde
(dat hij) violere(dat hij) violeerde
(dat wij) violeren(dat wij) violeerden
(dat jullie) violeren(dat jullie) violeerden
(dat gij) violeret(dat gij) violeerdet
(dat zij) violeren(dat zij) violeerden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
violeervioleert
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
violerend, violerende(hebben) gevioleerd

Voorbeelde van gebruik

Doch velen violeerden dat arrest, voorgevende dat zij zeeziek waren en naar lucht snakten.

Vertalinge

Afrikaansoortree; oorskry
Deensforsømme
Engelsviolate
Esperantomalobservi
Wes‐Friesskeine