Informasie oor die woord falsificeren (Nederlands → Esperanto: falsi)

Sinoniem: vervalsen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/fɑlsifiˈserə(n)/
Afbrekingfal·si·fi·ce·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) falsificeer(ik) falsificeerde
(jij) falsificeert(jij) falsificeerde
(hij) falsificeert(hij) falsificeerde
(wij) falsificeren(wij) falsificeerden
(jullie) falsificeren(jullie) falsificeerden
(gij) falsificeert(gij) falsificeerdet
(zij) falsificeren(zij) falsificeerden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) falsificere(dat ik) falsificeerde
(dat jij) falsificere(dat jij) falsificeerde
(dat hij) falsificere(dat hij) falsificeerde
(dat wij) falsificeren(dat wij) falsificeerden
(dat jullie) falsificeren(dat jullie) falsificeerden
(dat gij) falsificeret(dat gij) falsificeerdet
(dat zij) falsificeren(dat zij) falsificeerden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
falsificeerfalsificeert
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
falsificerend, falsificerende(hebben) gefalsificeerd

Vertalinge

Afrikaansvervals
Duitsfälschen; verfälschen; panschen
Engelsfalsify; forge
Esperantofalsi; falsigi; falsofari
Faroëesfalsa; falska
Finsväärentää
Fransfalsifier; fausser
Katalaansfalsejar; falsificar
Portugeesadulterar; deturpar; falsear; falsificar
Roemeensfalsifica
Saterfriesfalskje
Spaansfalsear; falsificar
Tsjeggiesfalšovat; padělat; zfalšovat