Informasie oor die woord borgen (Nederlands → Esperanto: firmigi)

Sinonieme: bevestigen, vastmaken, vastzetten, verstevigen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɔrɣə(n)/
Afbrekingbor·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) borg(ik) borgde
(jij) borgt(jij) borgde
(hij) borgt(hij) borgde
(wij) borgen(wij) borgden
(jullie) borgen(jullie) borgden
(gij) borgt(gij) borgdet
(zij) borgen(zij) borgden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) borge(dat ik) borgde
(dat jij) borge(dat jij) borgde
(dat hij) borge(dat hij) borgde
(dat wij) borgen(dat wij) borgden
(dat jullie) borgen(dat jullie) borgden
(dat gij) borget(dat gij) borgdet
(dat zij) borgen(dat zij) borgden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
borgborgt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
borgend, borgende(hebben) geborgd

Vertalinge

Duitsbefestigen; fest anmachen; bekräftigen; stärken; festigen; bestärken
Engelssecure
Esperantofirmigi
Spaansasegurar; sujetar