Informasie oor die woord bersten (Nederlands → Esperanto: fendiĝi)

Sinonieme: barsten, scheuren, splijten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɛrstə(n)/
Afbrekingber·sten

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) berst(ik) berstte, borst
(jij) berst(jij) berstte, borst
(hij) berst(hij) berstte, borst
(wij) bersten(wij) berstten, borsten, borsten
(jullie) bersten(jullie) berstten, borsten, borsten
(gij) berst(gij) bersttet, borstet
(zij) bersten(zij) berstten, borsten, borsten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) berste(dat ik) berstte, borste
(dat jij) berste(dat jij) berstte, borste
(dat hij) berste(dat hij) berstte, borste
(dat wij) bersten(dat wij) berstten, borsten
(dat jullie) bersten(dat jullie) berstten, borsten
(dat gij) berstet(dat gij) bersttet, borstet
(dat zij) bersten(dat zij) berstten, borsten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
berstberst
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
berstend, berstende(zijn) geborsten

Vertalinge

Deensbriste
Duitsbersten; sich spalten; aufspringen
Engelsburst; split; crack
Esperantofendiĝi
Saterfriesbäärste
Spaanshenderse; resquebrajarse
Wes‐Friesspjalte; splite