Informasie oor die woord discussiëren (Nederlands → Esperanto: priparoli)

Sinonieme: behandelen, bepraten, beschrijven, bespreken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/dɪskɵˈsjeːrə(n)/
Afbrekingdis·cus·si·e·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) discussieer(ik) discussieerde
(jij) discussieert(jij) discussieerde
(hij) discussieert(hij) discussieerde
(wij) discussiëren(wij) discussieerden
(jullie) discussiëren(jullie) discussieerden
(gij) discussieert(gij) discussieerdet
(zij) discussiëren(zij) discussieerden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) discussiëre(dat ik) discussieerde
(dat jij) discussiëre(dat jij) discussieerde
(dat hij) discussiëre(dat hij) discussieerde
(dat wij) discussiëren(dat wij) discussieerden
(dat jullie) discussiëren(dat jullie) discussieerden
(dat gij) discussiëret(dat gij) discussieerdet
(dat zij) discussiëren(dat zij) discussieerden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
discussieerdiscussieert
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
discussiërend, discussiërende(hebben) gediscussieerd

Voorbeelde van gebruik

Helsse had hem hier niet gebracht om over muziek te discussiëren.

Vertalinge

Afrikaansbespreek
Deensbehandle
Duitsbereden; besprechen; sprechen über
Engelsdiscuss
Esperantopriparoli
Italiaansdiscutere
Papiamentsdiskutí
Poolsomówić
Portugeesdiscutir; tratar de
Saterfriesbaale uur; bebaale; bespreeke
Spaansdiscutir; hablar de; tratar de
Sweedsdiskutera; orda om
Wes‐Friesbepraat; diskusjearje