Informasie oor die woord doorscheuren (Nederlands → Esperanto: disŝiri)

Sinonieme: aan stukken scheuren, vaneenscheuren, verscheuren, uiteenrijten, uiteenscheuren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdorsxørə(n)/
Afbrekingdoor·scheu·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) scheur door(ik) scheurde door
(jij) scheurt door(jij) scheurde door
(hij) scheurt door(hij) scheurde door
(wij) scheuren door(wij) scheurden door
(jullie) scheuren door(jullie) scheurden door
(gij) scheurt door(gij) scheurdet door
(zij) scheuren door(zij) scheurden door
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) doorscheure(dat ik) doorscheurde
(dat jij) doorscheure(dat jij) doorscheurde
(dat hij) doorscheure(dat hij) doorscheurde
(dat wij) doorscheuren(dat wij) doorscheurden
(dat jullie) doorscheuren(dat jullie) doorscheurden
(dat gij) doorscheuret(dat gij) doorscheurdet
(dat zij) doorscheuren(dat zij) doorscheurden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
scheur doorscheurt door
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
doorscheurend, doorscheurende(hebben) doorgescheurd

Vertalinge

Afrikaansverskeur
Deensrive itu
Duitszerreißen
Engelstear
Esperantodisŝiri
Portugeesdilacerar
Saterfrieskuutriete
Spaansdesgarrar; dilacerar