Informasie oor die woord meppen (Nederlands → Esperanto: bati)

Sinonieme: houwen, klappen, slaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈmɛpə(n)/
Afbrekingmep·pen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) mep(ik) mepte
(jij) mept(jij) mepte
(hij) mept(hij) mepte
(wij) meppen(wij) mepten
(jullie) meppen(jullie) mepten
(gij) mept(gij) meptet
(zij) meppen(zij) mepten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) meppe(dat ik) mepte
(dat jij) meppe(dat jij) mepte
(dat hij) meppe(dat hij) mepte
(dat wij) meppen(dat wij) mepten
(dat jullie) meppen(dat jullie) mepten
(dat gij) meppet(dat gij) meptet
(dat zij) meppen(dat zij) mepten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
mepmept
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
meppend, meppende(hebben) gemept

Vertalinge

Afrikaansslaan
Albaniesgoditje
Deensslå
Duitshauen; schlagen; prügeln; klopfen; aufschlagen; schlagen gegen; prasseln gegen; peitschen gegen
Engelsstrike
Engels (Ou Engels)swingan
Esperantobati
Faroëesberja; sláa
Finslyödä
Fransbattre; frapper; heurter
Hongaarsür; ver
Italiaansbattere; colpire
Jamaikaanse Patoislik; hit
Jiddisjשלאָגן
Katalaansbategar; batre; castigar; copejar; espetegar; pegar; picar
Latynbattuere; fligere; pellere; pulsare
Luxemburgsschloen
Noorsslå
Papiamentsbati; dal; gòlpi
Poolsbić
Portugeesbater; dar pancada; maçar; malhar
Roemeensbate
Russiesбить
Saterfriesbuukje; haue; rammelje; slo
Skotsbeat
Skots-Gaeliesbuail
Spaansbatir; golpear; pegar
Srananfon; naki
Sweedsbanka; drabba; slå
Thaiตี
Tsjeggiesbíti
Wes‐Frieshuffe; reitsje; slaan
Yslandsslá