Informasie oor die woord trein (Nederlands → Esperanto: trajno)

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/trɛi̯n/
Afbrekingtrein
Geslagmanlik
Meervoudtreinen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
treintjetreintjes

Voorbeelde van gebruik

De trein vervoerde geen gevaarlijk stoffen.
De trein ging niet zeer snel.
Bij een botsing tussen twee regionale treinen in de buurt van München zijn slachtoffers gevallen.
Ze zijn overgestapt in een andere trein.
Volgens plan zou de kanunnik terugkomen met de trein die om zes uur dertig uit Londen aankwam.

Vertalinge

Afrikaanstrein
Deenstog
DuitsZug
Engelstrain
Esperantotrajno
Faroëesferð; herferð; jarnbreytartok; tok
Finsjuna
Franstrain
Grieksαμαξοστοιχία
Hongaarsvonat
Italiaanstreno
Katalaanstren
LuxemburgsZuch
Maleiskereta api; keretapi
Nederduitstog
Noorstog
Papiamentstrein
Poolspociąg
Portugeescomboio; trem
Roemeenstren
SaterfriesSuch
Spaanstren
Srananfayawagi
Sweedsjärnvägståg; tåg
Thaiรถไฟ
Tsjeggiesprůvod; vlak
Turkstren
Walliestrên
Wes‐Friestrein
Yslandslest