Informasie oor die woord pitten (Nederlands → Esperanto: dormi)

Sinonieme: maffen, slapen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈpɪtə(n)/
Afbrekingpit·ten

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) pit(ik) pitte
(jij) pit(jij) pitte
(hij) pit(hij) pitte
(wij) pitten(wij) pitten
(jullie) pitten(jullie) pitten
(gij) pit(gij) pittet
(zij) pitten(zij) pitten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) pitte(dat ik) pitte
(dat jij) pitte(dat jij) pitte
(dat hij) pitte(dat hij) pitte
(dat wij) pitten(dat wij) pitten
(dat jullie) pitten(dat jullie) pitten
(dat gij) pittet(dat gij) pittet
(dat zij) pitten(dat zij) pitten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
pitpit
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
pittend, pittende(hebben) gepit

Voorbeelde van gebruik

Waar pitten we nou?
Waar moeten we eigenlijk pitten?

Vertalinge

Afrikaansslaap
Albaniesfle
Deenssove
Duitsschlafen
Engelssleep
Engels (Ou Engels)slæpan
Esperantodormi
Faroëessova
Finsnukkua
Fransdormir
Hongaarsalszik
Italiaansdormire
Jiddisjשלאָפֿן
Kabiliesddes
Katalaansdormir
Luxemburgsschlofen
Maleistidur
Nederduitsslåpen
Noorssove
Papiamentsdrumi
Poolsspać
Portugeesdormir
Roemeensdormi
Russiesспать
Saterfriesduukje; duusje; släipe
Skots-Gaeliescaidil
Spaansdormir
Sranansribi
Sweedssova
Thaiนอนหลับ; หลับ; หลับนอน; นอน
Tsjeggiesspát
Turksuyumak
Walliescysgu
Wes‐Friessliepe
Yslandssofa