Informasie oor die woord verschillen (Nederlands → Esperanto: diferenci)

Sinonieme: afwijken, schelen, uiteenlopen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərsxɪlə(n)/
Afbrekingver·schil·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) verschil(ik) verschilde
(jij) verschilt(jij) verschilde
(hij) verschilt(hij) verschilde
(wij) verschillen(wij) verschilden
(jullie) verschillen(jullie) verschilden
(gij) verschilt(gij) verschildet
(zij) verschillen(zij) verschilden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) verschille(dat ik) verschilde
(dat jij) verschille(dat jij) verschilde
(dat hij) verschille(dat hij) verschilde
(dat wij) verschillen(dat wij) verschilden
(dat jullie) verschillen(dat jullie) verschilden
(dat gij) verschillet(dat gij) verschildet
(dat zij) verschillen(dat zij) verschilden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verschilverschilt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
verschillend, verschillende(hebben) verschild

Voorbeelde van gebruik

Het hofleven van de acht koningen verschilde niet minder.
Voor jou verschilt een seconde weinig van een eeuw maar wij zijn in dit opzicht gevoeliger.

Vertalinge

Afrikaansverskil
Duitsabweichen; differieren; sich unterscheiden
Engelsdisagree
Esperantodiferenci
Finserota
Fransdifférer; être différent
Katalaansdiferenciar‐se; diferir; ésser diferent
Nederduitsverskillen; afwyken
Papiamentsdiferenshá; diferensiá
Portugeesdiferir; ser diferente
Saterfriesdifferierje; ouwieke; sik unnerscheede; sik unnerskeede
Spaansdiferir; ser diferente
Tagalogmagkáibá
Turksayırmak
Wes‐Friesferskele; ferskille; útinoarrinne