Informasie oor die woord plukken (Nederlands → Esperanto: deŝiri)

Sinonieme: afplukken, afrukken, wegscheuren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈplɵkə(n)/
Afbrekingpluk·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) pluk(ik) plukte
(jij) plukt(jij) plukte
(hij) plukt(hij) plukte
(wij) plukken(wij) plukten
(jullie) plukken(jullie) plukten
(gij) plukt(gij) pluktet
(zij) plukken(zij) plukten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) plukke(dat ik) plukte
(dat jij) plukke(dat jij) plukte
(dat hij) plukke(dat hij) plukte
(dat wij) plukken(dat wij) plukten
(dat jullie) plukken(dat jullie) plukten
(dat gij) plukket(dat gij) pluktet
(dat zij) plukken(dat zij) plukten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
plukplukt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
plukkend, plukkende(hebben) geplukt

Vertalinge

Deensplukke
Duitsabreißen; losreißen; pflücken
Engelspick; pluck
Esperantodeŝiri
Faroëesskræða leysan
Franscueillir
Italiaansrompere; staccare
Portugeesarrancar; colher; tirar
Saterfriesloosriete; ouplougje; ouriete; plukje
Spaansarrancar; cortar
Wes‐Friesôfbrekke; ôfroppe; ôfskuorre