Informasie oor die woord inhouden (Nederlands → Esperanto: dekalkuli)

Sinonieme: aftellen, aftrekken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈinɦɑu̯də(n)/
Afbrekingin·hou·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) hou in, houd in(ik) hield in
(jij) houdt in(jij) hield in
(hij) houdt in(hij) hield in
(wij) houden in(wij) hielden in
(jullie) houden in(jullie) hielden in
(gij) houdt in(gij) hieldt in
(zij) houden in(zij) hielden in
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) inhoude(dat ik) inhielde
(dat jij) inhoude(dat jij) inhielde
(dat hij) inhoude(dat hij) inhielde
(dat wij) inhouden(dat wij) inhielden
(dat jullie) inhouden(dat jullie) inhielden
(dat gij) inhoudet(dat gij) inhieldet
(dat zij) inhouden(dat zij) inhielden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hou in, houd inhoudt in
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
inhoudend, inhoudende(hebben) ingehouden

Vertalinge

Duitsabrechnen; abziehen
Engelsdeduct
Esperantodekalkuli
Fransretrancher
Katalaansdeduir; descomptar
Saterfriesoureekenje
Spaansdeducir; descontar
Tsjeggiesodečíst; odpočítat
Wes‐Friespoffe