Informasie oor die woord praktijk (Nederlands → Esperanto: praktiko)

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/prɑkˈtɛi̯k/
Afbrekingprak·tijk
Geslaghistories vroulik, teënwoordig ook manlik
Meervoudpraktijken

Voorbeelde van gebruik

Bernard heeft nooit een praktijk als arts uitgeoefend.
Ik zie dat zo dikwijls in mijn praktijk.
De praktijk is geopend van maandag tot en met vrijdag van 8:00 tot 18:30 uur.
Mijn vader had daar zijn praktijk.
In de praktijk pakte het anders uit.

Vertalinge

Afrikaanspraktyk
DuitsPraktik; Praxis
Engelspractice
Esperantopraktiko
Faroëesstarv; verk
Franspratique
Katalaanspràctica
Papiamentspráctica
Portugeesprática; tirocínio
SaterfriesPraktik; Praxis
Sweedspraktik
Wes‐Friespraktyk