Informasie oor die woord plant (Nederlands → Esperanto: planto)

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/plɑnt/
Afbrekingplant
Geslaghistories vroulik, teënwoordig ook manlik
Meervoudplanten

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
plantjeplantjes

Voorbeelde van gebruik

Hij rukte een van de planten uit de grond en hield die omhoog.

Vertalinge

Afrikaansplant
DuitsAnlage; Pflanzen; Anpflanzen; Pflanzung; Anpflanzung; Pflanze
Engelsplant
Esperantoplanto
Faroëesplanta
Finskasvi
Fransplante
Hongaarsnövény
Italiaanspianta
Katalaansplanta
Latynplanta
LuxemburgsPlanz
Nederduitsplante
Noorsplante
Papiamentsplanchi
Portugeesplanta; vegetal
SaterfriesAnloage; Plontjen
Spaansplanta
Srananprani
Sweedsplant
Turksbitki
Wes‐Friesplant