Informasie oor die woord pas (Nederlands → Esperanto: paŝo)

Sinonieme: schrede, stap, voetstap

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/pɑs/
Afbrekingpas
Geslagmanlik
Meervoudpassen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
pasjepasjes

Voorbeelde van gebruik

Hij trok zijn jas recht en deed aarzelend enige passen in de richting van de woesteling.
Tarzan stapte de jungle uit, een tiental passen van hen verwijderd.
Iucounu leek te raden wat er in Cugel omging en deed een pas achteruit.
Het eerste salvo barstte los toen de vijand nog op zeventig pas was.
Met deze woorden verdween hij met grote passen, en heer Ollie keek hem verslagen na.
De stoet uit Dahaut hield op honderdvijftig pas afstand stil.

Vertalinge

Afrikaansstap; tree
Deensskridt
DuitsSchritt; Tritt
Engelspace; step
Esperantopaŝo
Faroëesfet; stig
Finsaskel
Franspas
Italiaanspasso
Katalaanspas
Latyngradus; passus
Nederduitstred
Papiamentspaso
Poolskrok
Portugeespasso
Russiesшаг
SaterfriesStap; Stappe; Treed
Spaanspaso
Sweedssteg
Tsjeggieskrok; stopa
Turksadım; ayak